Laten wij Nederland opheffen

Continentaal Nederland hoort bij Europa, Holland en Zeeland zijn Noordzee-landen

Het langdurige ‘Franse’ zomerweer in Nederland bracht ons er toe de zomervakantie dit jaar niet in Frankrijk door te brengen, maar in eigen land te blijven. In plaats van dagelijkse fietstochten langs het traject van de Eurovélo 6 route (ons meerjarige fietsproject van west naar oost door Frankrijk), fietsten wij door het Sallandse land van Overijssel. Nu het klimaat het weersverschil heeft geëlimineerd en de vegetatie zich aan de omstandigheden heeft aangepast is het verbluffend hoe weinig het Overijsselse boerenland verschilt van dat in Midden-Frankrijk. Dezelfde landwegen door droge, schrale velden. In een weiland een feesttent in opbouw voor het komend ‘suikerbietenfeest’ (vorig jaar ‘fête agricole’), door dezelfde jonge mannen die hun oude auto’s op identieke manier rondom in het gras hebben geparkeerd. Af en toe zo’n veel te grote landbouwmachine waarvoor wij de berm in moeten. Dorpjes met katholieke kerken, een devotieplek hier en daar langs de weg. De natuur in het rivierdal van de Vecht verschilt niet van die bij de Loire, het fietspad langs het stille water van het Overijsselsch Kanaal heeft dezelfde sfeer als het pad langs het Canal du Rhône au Rhin, het valt niet op of je de loop van de Regge volgt of van Le Doubs. Het verschil met vroegere vakanties is niet groter dan het bestellen van een halfje knipwit in plaats van een baguette bij de plaatselijke bakker.

Waar de omgeving en de levensomstandigheden zozeer gelijk zijn, kan er nauwelijks nog een cultuurverschil zijn. Ik kom tot het inzicht dat ik met mijn Franse vakanties kennelijk nooit gezocht heb naar het buitenlandse avontuur, maar veeleer behoefte had aan behaaglijk zomerweer in een land dat aanvoelt als ’thuis’.
Tijdens de vakantie las ik „Belgium dat is Nederlandt” van Hugo de Schepper, emeritus hoogleraar geschiedenis*. Daarin schrijft hij over de historie van het Nederlands identiteitsbesef. Hij concludeert, dat de landsdelen ten oosten van de stad Utrecht tot de continentale invloedssfeer bleven behoren (pp. 66-67), ook nadat ze onder dezelfde machthebber vielen als de rest van Nederland. Voor de hele periferie van Friesland en Groningen tot aan Luxemburg gold er een oriëntatie op de oostelijke buren. Inwoners van Gelre, Utrecht en Overijssel worden in oude kronieken ‘Allemands’ genoemd. Dat is wat ik heb ervaren! De continentale provincies van Nederland zijn cultureel verwant aan de rest van het Europese continent. Frankrijk of Duitsland dat is binnenland. Het buitenland, dat zijn de zeeprovincies, Zeeland en Holland, die al van oudsher zeegericht zijn en waar men zich meer verwant voelt met Groot-Brittannië.

De ene Nederlandse identiteit bestaat nog steeds niet. Koninkrijk Nederland is een constructie die bedacht is op het Weens Congres, 200 jaar geleden, om het machtsevenwicht tussen de grote mogendheden te verzekeren. De kerkhervorming is ons in continentaal Nederland van hogerhand onder bestuursdwang opgelegd. Onze taal is anders, onze cultuur is anders. Dit is het gebied van de Hanze, van het Europese netwerk,  niet dat van de VOC. Met een verdere Europese eenwording is Nederland overbodig. Het kan worden opgeheven. In mijn vakantie schreef de Volkskrant nog eens over de Noordzee Unie, een idee van de Vlaamse minister-president. Wat mij betreft de juiste oplossing om recht te doen aan het cultuur- en identiteitsverschil: Laat Vlaanderen en onze zeeprovincies met de overige Noordzeelanden een Unie vormen, dan kan continentaal Nederland en België voortgang boeken met een federaal Europa. Daar horen wij thuis.

Uitgeverij Papieren Tijger – Hugo de Schepper – „Belgium Dat Is Nederlandt”.” 2013. Papierentijger.Org [accessed 7 August 2018]

*Schepper, Hugo de, „Belgium dat is Nederlandt”. Identiteiten en identiteitenbesef in de Lage Landen, 1200 – 1800. Epiloog: Koninkrijk der Nederlanden, 1815 – 1830, (Breda: Uitgeverij Papieren Tijger 2013) .

“Standbeelden voor groote Mannen opgerigt”

Geef ze geen ereplaats als ze dat niet (meer) verdienen

Naar aanleiding van de rellen in Charlottesville in augustus 2017 woedt in de Verenigde Staten een discussie over het wel of niet weghalen van omstreden standbeelden. Het gaat dan om standbeelden van bijvoorbeeld generaals die in de Burgeroorlog het opnamen voor de slaveneigenaren. Ook in Nederland staan omstreden standbeelden van bijvoorbeeld zee‘helden’ of heersers uit het koloniale verleden en zijn er talloze pleinen en straten vernoemd naar deze personen. Die standbeelden kunnen beter worden verwijderd en omstreden namen van pleinen en straten moeten liever hernoemd worden.

Knutselen aan het verleden

In de Nederlandse pers bleek dat er veel tegenstanders van het weghalen van standbeelden zijn. In Elsevier Weekblad stond een artikel met in de kop “Knutselen aan het verleden is ridicuul”i. Het hernoemen van een straatnaam heette zelfs geschiedvervalsing. Op de website van NPO Radio1 staat een uitspraak van een hoogleraar vroegmoderne geschiedenis: “Het is geen goed idee om omstreden monumenten te verwijderen uit het straatbeeld omdat je daarmee ook een deel van de geschiedenis verwijderd.”ii

Het is goed nog eens te bedenken waarom de standbeelden er ooit zijn gekomen. Standbeelden, opgericht voor J. P. Coen, De Ruyter, Piet Hein, zijn geplaatst in de negentiende eeuw, de tijd waarin de natiestaten ontstonden en veel aandacht besteedden aan natievorming. In het Kunst- en Letterblad (Gent, 1842) staat het artikel “Standbeelden voor groote Mannen opgerigt”iii dat ingaat op het oprichten van standbeelden in de Europese landen. Daaruit het volgende citaat: “Het hoogste doel van dergelyk gedenkteeken, volgens ons, is het nationael gevoel tot prikkel te strekken, en wie dat gevoel in de hoogste mate bezat, en uit een beginsel eruit voortvloeijende, groote daden verrigt heeft, die verdient gewis de hoogste eer.” Een publiek standbeeld is dus een ereteken voor het betreffende personage. En dat personage is bewust als historisch icoon gebruikt om een nationale identiteit te creëren. De vraag is dan ook of de betwiste standbeelden nog steeds die functie vervullen.

Wat is geschiedenis?

De cursus Inleiding Cultuurgeschiedenis 1 van de Open Universiteit start met twee artikelen, beide met als titel “Wat is geschiedenis?” van respectievelijk Jan van der Dusseniv en Herman Simissenv, twee generaties docenten geschiedenis. In beide artikelen worden de bekende woorden van de Nederlandse historicus Johan Huizinga (1872-1945) aangehaald: “Geschiedenis is de geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden”. Simissen geeft bovendien de jongste visie op wat geschiedenis is: “Zo kan dan een omschrijving van geschiedschrijving worden opgesteld: geschiedenis is het stellen van vragen over het verleden van menselijke gemeenschappen, en de poging die vragen te beantwoorden aan de hand van bewijsmateriaal, ten einde het menselijk heden te begrijpen.”

Met het weghalen van het standbeeld van zijn publieke ereplaats wordt de geschiedenis niet uitgewist, het standbeeld geeft slechts een bepaalde visie op de geschiedenis. Om met Huizinga te spreken geeft het standbeeld dus vorm aan de wijze waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden. En de negentiende-eeuwse cultuur is niet de cultuur van vandaag. De hedendaagse cultuur stelt hedendaagse vragen over het verleden van de menselijke gemeenschap en de antwoorden daarop zijn hedendaags. In plaats van een ereteken is het standbeeld zélf geschiedenis geworden!

De schuivende panelen van de nationale identiteit

De nationale identiteit is de collectieve identificatie met de natiestaat. De natie wordt wel omschreven als een verbeelde politieke gemeenschap. Bij de keuze van de iconische personages in de negentiende eeuw is dan ook zorgvuldig de tegenstelling tussen het protestantse en het katholieke volksdeel vermeden. Alleen figuren die bijdroegen aan het onbetwiste koloniale- en het handelsverleden zijn gekozen.

De nationale identiteit die in de negentiende eeuw is gecreëerd geeft de visie op de natie weer zoals die was bij de machthebbende, liberale klasse uit die tijd; de visie van hen die tot de culturele, sociale of bestuurlijke elite behoorden. De rest van de bevolking deed er niet toe.

In de loop van de tijd is de rol van de burgers aanzienlijk geëmancipeerd en is de samenstelling van de bevolking sterk veranderd. In de Tweede Kamer zitten inmiddels dertien verschillende politieke partijen. Het is duidelijk dat niet alle groeperingen zich herkennen in een negentiende-eeuws liberaal beeld van de natie, en dat delen van de bevolking die hebben geleden onder de daden van de nationale iconen, of de negentiende-eeuwse elite, daarvoor geen waardering voelen. De beelden hebben hun functie, “het nationael gevoel tot prikkel te strekken”, het creëren van een nationale identiteit, verloren.

Behoed de gemeenschap voor splijtzwammen

Als de naam van, of het monument voor een iconisch personage uit het verleden niet meer de collectieve identiteit van de Nederlandse bevolking verbeeldt, maar hooguit de identiteit van een deel van de bevolking, maar desondanks wél zijn eervolle plaats in de publieke ruimte behoudt, geeft het een vals signaal af en verkeert zijn werking in het tegendeel van de oorspronkelijke bedoeling: het wordt tot een splijtzwam in de gemeenschap. Daarom kunnen pleinen en straten beter worden hernoemd en standbeelden van hun ereplaats worden verwijderd. Geef het standbeeld de plek waar het thuishoort: het museum.

i� Tijn, Philip van, ‘Weg met standbeelden? Knutselen aan verleden is ridicuul’, Elsevier Weekblad, 20 augustus 2017. https://www.elsevierweekblad.nl/nederland/opinie/2017/08/bordje-bij-standbeelden-knutselen-aan-verleden-is-ridicuul-532853/, laatst geraadpleegd op 29 januari 2018

ii �Janssen, Esther, ‘Monumenten van omstreden Nederlanders, weghalen of niet?’, Het nieuws van alle kanten, 28 oktober 2016. https://www.nporadio1.nl/achtergrond/1861-monumenten-van-omstreden-nederlanders-weghalen-of-niet, laatst geraadpleegd op 29 januari 2018

iii� Snellaert, F.A. ed., ‘Standbeelden voor groote Mannen opgerigt’, Kunst- en letterblad 3 (1842) 101

iv� Dussen, Jan van der, ‘Wat is geschiedenis?’, CB0502161722 – Inleiding cultuurgeschiedenis 1: Europa in het ancien regime (1450-1800).

v� Simissen, Herman, ‘Wat is geschiedenis?’, CB0502161722 – Inleiding cultuurgeschiedenis 1: Europa in het ancien regime (1450-1800).